Navigation Menu+

Sprookje

Posted on Jun 12, 2018 in Levenskunst, Levenswijsheid, Reisverslag | 0 comments

spiegel

In een land hier niet ver vandaan, maar toch op een plek waar maar weinig mensen kunnen komen, staat een heel klein huisje, waar een heel klein meisje woont.

Het is een prachtig land, met mooie velden, mooie bossen. Er wonen veel vogels die prachtige liederen zingen en er staan veel bloemen die prachtige geuren verspreiden. Net als in ieder ander land op de Aarde schijnt de Zon er en valt er Regen.

Het meisje is aan de ene kant een meisje zoals alle andere meisjes zijn: met sproetjes, blauwe oogjes, volle lipjes, twee staartjes. Met een licht om haar hoofd, een bloem in haar haar, een hand in haar hand. Aan de andere kant is het niet een meisje zoals alle andere meisjes zijn. Ze woont namelijk in dat land waar maar weinig mensen kunnen komen. Dat komt omdat ze, voordat ze in dat land kwam, afspraken heeft gemaakt over het Leven. Dat zijn afspraken rondom haar Levenspad, want dat pad loopt langs de Liefde. Dat is het zwaarste pad wat je kunt bewandelen: het is een pad met steile stukken en diepe stukken, een pad van grootste intensiteit, diepe stromingen tussen hoog en laag; je hoort er alleen maar mensen die hun volle lach lachen, maar daardoor ook mensen die al hun tranen wenen. Het is een pad met grootse prijzen: om te ontvangen, maar ook wat je moet betalen. Het doel van het pad is dat uiteindelijk via de Liefde de Zon in je mag ontwaken.

Het meisje wist echter van dit alles niets meer. Hoewel ze bij binnenkomst in dat land die afspraken had gemaakt, is de laatste afspraak dat je alle gemaakte afspraken weer vergeet. Zodat je in je Levenswandel het zelf weer allemaal beleeft en daar de grote Vreugde in ervaart. Het meisje zal in een spannend verhaal beetje bij beetje herinnert worden aan deze afspraak, en dat is een prachtig verhaal, maar niet het verhaal wat hier nu verteld gaat worden. Of toch een beetje?

Dit verhaal gaat namelijk eigenlijk niet om het meisje alleen. Of beter gezegd, het gaat voor de helft over het meisje. Dit verhaal gaat eigenlijk voor de andere helft ook over een jongen, die dus ook in dit land woont…

Het meisje woont in een heel klein huisje met ronde raampjes. Het is een huisje met een voorkant en een achterkant, maar die achterkant… daar was het meisje niet zo heel erg vaak. Ze speelde voornamelijk aan de voorkant van haar huisje. Daar waren allerlei verschillende kamers met verschillende speelgoedjes. De keuken was in de buurt en de kamer met een bedstee, waar een heel klein zwart bedje in stond. Kleine meisjes slapen namelijk ook in kleine bedjes.

Nu wil het geval, en dat is lot. of toeval. of stom ongeluk. of predestinatie. dat iedere keer wanneer het meisje naar buiten ging, dat het dan Regende. Regen was niet zo fijn. Je werd er nat van, je kleren moesten lang drogen, je haar plakte tegen je wangen en je kreeg er koude rillingen van. Het meisje had op een punt in haar korte leventje bedacht dat die Regen maar stom was. Binnen in het huisje was het fijn, warm, gezellig. Dan weer met de belletjes van haar lach en de lichtjes in haar ogen, dan in de stilte van een thuis met oogjes dicht.

Toch… soms kwam de eekhoorn op de koffie en vertelde verhalen over het bos en hoe het zonlicht prachtige mysterieuze plekken maakte, dan kwam de uil en vertelde over hoe ze overdag uit haar slaap werd gehouden door de zonnestralen die haar verenpak verwarmde. Het meisje had ook boeken in haar huisje van wijze mannen en vrouwen die prachtige gedichten schreven over de Zon, over de warmte, over de stralen, over hoe de wereld er anders uit zag in haar Licht. Iedere keer liep het meisje vol goede moed weer naar buiten, om daar overvallen te worden door donkere wolken waar grote, natte, zware druppels uit vielen. Toch, ze gaf de hoop niet op… al die verhalen moeten ergens vandaan komen, die kunnen niet verzonnen zijn. Ze bedacht allerlei truuks om zo lang mogelijk buiten in de Regen te kunnen zijn om te wachten dat de donkere wolken verdwenen en zouden plaats maken voor de Zon: waterwerende hoedjes, regenschermen, waterdichte witte laarsjes. Maar… je voelt het al… de Zon kwam niet. De moed zakte weg. Het meisje werd heel erg verdrietig. Huilde veel. Wilde niets meer dan slapen en gewoon heel zachtjes verdwijnen uit het Leven. Uiteindelijk leek zelfs de behoefte aan de Zon die in het hart van het meisje woonde onder te gaan.

Maar, jij en ik weten dat dat niet zal gebeuren! De Zon in je hart zal nooit verdwijnen. Hoewel het wel kan voelen dat je erg verdwaald bent, weet je heel diep van binnen dat het niet zo is. Dat wist het meisje ook wel. Maar het was een zware tijd. Midden in die tijd dat ze zo verdrietig was werd ze wakker uit een nare slaap. Ze hoorde geluiden en ging kijken. Wat zag ze daar?!

De deur was opengewaaid en er viel Licht naar binnen. Ze kon haar ogen niet geloven. Daar was de Zon. Zonder zich om wat dan ook te bekommeren stoof ze naar buiten, rende rond, lachte, danste, zwaaide haar armen in de lucht, gooide haar hoofd naar achter en zong haar diepste hartelied. De Zon genoot ervan en zorgde ervoor dat de bloemen nog harder gingen bloeien, de bootjes op het water nog uitgebreider schommelden en dat de vogeltjes uit vollere borst hun LiefdesLied voor het Leven zongen. De Zon streelde de haren van het meisje en fluisterde in haar oor: “Wat voel ik veel Liefde. Wat heerlijk dat jij mij deze ervaring van mezelf geeft. Ik voel me zo geliefd!”

Drie weken lang leefde het meisje met de Zon buiten. Ze sliep in haar omhelzing, ze baadde zich in het water wat de Zon voor haar verwarmde, at van de vruchten van de bomen die extra sappig rijpten in haar Licht. Na deze drie weken vertelde de Zon ineens dat Ze weg moest. Weg naar een ander land. Er zouden vier maanden van moesson komen in Haar plaats. Het meisje kon het niet geloven. Deed er alles aan om niet te voelen dat het aan haar lag, maar dat was moeilijk. Ineens, van de ene op de andere dag was de Zon weg. Het meisje was ver van haar kleine huisje gedwaald en het duurde lang voordat ze weer thuis was. Ze ploeterde door de Regen, werd nat, en raakte tot op haar botten verkild en verkleumd. Toch bleef de herinnering aan de warmte van de Zon in haar vel en haar krullen opgeslagen. Soms als het donker was en koud en stil, dan verwarmde ze zichzelf met de herinnering aan de Liefde en de belofte dat deze na de moesson weer zou wederkeren. Toch duurde het. De herinneringen werden armer en heel erg langzaam verdween het gevoel bij de herinneringen. Het meisje werd opnieuw verdrietig, huilde veel, sliep veel. Kon niet accepteren dat de gevoelde Liefde van het Leven nu toch niet meer voelbaar was.

Na vier maanden bleek dat de Zon zich vergist had: in het land waar het meisje woonde duurde de moesson geen vier maar vijf maanden. Toen ook de vijfde maand voorbij was en het meisje vol goede moed naar buiten ging om op de afgesproken dag de Zon weer te ontmoeten, was er niets buiten. Geen Regen, maar ook geen Zon. Het was licht, maar de belofte van de Liefde, de omhelzing in de warmte, het spel in het water, de lichtjes in de ogen waren afwezig. Het leek erop alsof de Zon zichzelf ook kwijt was geraakt in de reis naar andere landen. Gelukkig voor het meisje had de tedere hand van de Tijd de grootste pijn al uitgeveegd. Ze trok zich terug in haar huisje. Daar gebeurde wat de hoofden van jonge meisjes altijd doen, ze denken gedachten als: “ik zal wel nooit meer de Zon zien. iedereen behalve ik zal wel Liefde ontmoeten. het zal wel aan mij liggen dat ik de Zon heb weggejaagd. niemand zal ooit weten hoeveel Liefde ik heb te geven. ik ben nu zo verdrietig, ik zal wel altijd zo verdrietig zijn. ik heb eigenlijk nog nooit de Liefde gevoeld. het zal allemaal wel een illusie van mijn hart zijn. zie je wel…”

Toch ontstond er langzaam een nieuwe situatie in het leven van het meisje. Bij vlagen was ze verdrietig, maar bij grote vlagen voelde ze diep geluk van binnen. Eindelijk kwam het meisje thuis in het Leven. Kon ze in haar huisje lachen en dansen en zingen. Kookte ze heerlijk voor haarzelf en soms voor de eekhoorn en voor de uil. Ook maakte ze vuur in haar haard en kon ze daar uren in staren, met haar Ziel op verre reizen in haar binnenste en ontdekte ze daar de diepe geheimen van het Leven en raakte ze diep ontroerd door de schoonheid, de volheid, de leegte en de compassie van het Leven zelf. Heel diep van binnen roerde haar Hart. Ze luisterde naar de stem, hoorde haar Hart zeggen: “lief, dit leven is oké, maar het is niet de volheid van het leven. Het is goed dat je op adem komt, dat mag, want jouw pad is zwaar geweest, maar vergeet niet dat mijn doel in dit leven de Liefde is. De Zon kan niet verdwijnen, meisje. Maak je op. Bereid je voor. Neem een diepe ademteug, want ik zal binnenkort wakker worden. Dat is ontzettend eng. Want nu voelt het als fijn en veilig. Je zult boos op me zijn, je vertrouwen in me verliezen. Je zult het uitroepen naar me en met me willen vechten. Ik zal dan blijven zwijgen. Want in dat gevoel zul jij opnieuw naakt komen te staan, je kwetsbaar en klein voelen. Ik zal ervoor zorgen dat golven op je breken, dat stormen alles wat onecht en vals is aan je van je af zullen nemen. Alles wat je nu om je heen hebt gebouwd zal ik weer afbreken, steen voor steen, zodat jij zult blijven zeilen op de golven van het Leven en nooit, maar dan ook nooit zal inslapen in de angst van de verstilling. Leven is bewegen, meisje. Gij zult niet hechten. Gij zult niet identificeren met dat wat u niet bent.”

Op een dag, oneindig lang na haar ervaring met de Zon wordt het meisje door een onbekende kracht naar de achterkant van haar huisje getrokken. Ze was daar inmiddels al wel vaker geweest, maar nog steeds was dat gedeelte van haar huisje onbekend. Ze staat daar met een glaasje water in haar hand, kijkt naar een grote kast met allerlei dingetjes die ze eigenlijk nog nooit heel erg goed heeft bekeken en ineens ziet ze in haar ooghoek een flits. Ze beweegt haar hoofd er naar toe en het verdwijnt. “Wat was dat?!!??” Ze zet een stap dichterbij, daar waar ze dacht dat ze de flits zag en ineens staat ze vol in een Zonnestraal! Ze is er door verblind en moet haar ogen dichtknijpen. Ze voelt heel langzaam haar huid warm worden, haar haren gloeien. Er ontstaat een geur van warmte die ze al zo lang niet meer heeft geroken. Uit allerlei diepe hoeken van haar herinnering komen sporen van beelden, geuren, geluiden. Ze voelt weer de warmte op haar wang, de streling over haar arm, haar been over een ander been. In allerlei hoekjes van haar Zijn wordt er weer iets wakker. Iets, waarvan ze vergeten was hoe fijn het ook al weer voelde. Iets, waarvan ze vergeten was dat ze het vergeten was. Maar nu het er weer is, weet ze ook weer dat het nooit helemaal is weggeweest. Het voelt als thuiskomen, als dat alles ineens oké is. Het voelt als het einde van een lange reis en dan ontdekken dat je nooit bent weggeweest. Het voelt als ontmoeten wie je altijd al hebt gekend. Het meisje staat ineens in verbinding met haar Ziel, haar Hart, haar Hoofd, haar Zijn, haar diepste Zelf. Alles op één lijn, en in die lijn stroomt de Liefde. De Tijd staat stil. Er is alleen maar Dat Wat Is. Ze huilt om het diepste en rijkste gevoel dat ze tot nu toe ervaren heeft.

Buiten staat een heel klein jongetje. Hij weet niet hoe hij daar komt, hij voelde die dag een onbekende kracht hem naar buiten trekken en nu staat hij met een spiegel de Zonnestralen op te vangen en door een gat in een muur te leiden. Hij ziet niet dat in die opening een heel klein meisje staat. Hij ziet niet wat er met dat meisje gebeurt. Hij ziet niets, want hij weet het niet. Hij heeft geen ogen om te zien wat er daarbinnen zichtbaar is. We weten eigenlijk maar heel weinig van dit jongetje. Dat is een ander verhaaltje, wat door een andere verteller verteld kan worden. Niet nu, ergens anders, misschien wel in een andere Tijd?

Ineens gaat de straal weg. Eva schrikt en spert haar oogjes open. Voelt zich betrapt, gezien in haar thuiskomen. “Wat was dat? Wat gebeurde daar?” Snel springt ze achter een hoekje om zichzelf te beschermen. Ze voelt zich ineens zo onzeker en zo kwetsbaar. Nu de warmte van het Licht weer weg is, herinnert ze ook ineens de pijn van toen. De tijd die het duurde om te helen, de tijd die ze nodig had om langzaam weer omhoog te krabbelen, om op een plekje te komen dat weer acceptabel en comfortabel is. De tijd die het duurde dat pijn langzaam dood kon gaan…

Met een bonzend hart en snel ademhalend klampt ze zich vast aan de koele stenen van haar huisje. Ze legt haar wang in de koelte. Ineens flitsen alle dagen voorbij waarbij ze alleen heeft gedanst, gezongen, muziek gemaakt. Gedichten schreef, heilige woorden in sprookjes tegen haar plantjes in de ramen vertelde. Alle avonden dat ze alleen naar bed ging en zichzelf liefdevol ‘slaap zacht’ toewenste. Nu ineens voelt ze dat hoewel het toen op die momenten heerlijk was om dat te doen, ze nu zo’n diepe behoefte heeft om dat te doen onder de mantel van de warmte van de Zon, zich gekoesterd voelt door de Liefde van het Licht. Dat ze nu wil dansen met het idee dat haar Geliefde stiekem naar haar kijkt en van haar geniet, dat ze zingt en de woorden van het Lied de oren van haar Teder Beminde raken, dat ze muziek maakt en dat ze daarin weet dat de noten en tonen het hart van haar Minnaar in beweging zullen brengen. Dat de gedichten over de Liefde zullen gaan en de heilige woorden in sprookjes gericht zullen zijn aan de Ziel van Hem. Dat ze niet meer alleen naar bed gaat en dat haar ‘slaap zacht’ niet alleen haar slaap vredevol zal begeleiden, maar dat ze verstrengeld in volmaakte eenheid samen de slaap zullen betreden.

Er is geen weg terug. Weer maakt de Zon de Liefde in haar Wezen wakker en weer kan het meisje het niet stop zetten. Een diep stuk van haar schrikt, is angstig, is bang voor de pijn, bang om zichzelf te verliezen. Is bang om in alle kwetsbaarheid naakt voor de Zon te gaan staan… een diep stuk van haar wil wegrennen, wil omdraaien, wil de deur dichtdoen. Ze komt van achter haar hoekje vandaan en ziet dat er geen deur in de opening is om dicht te doen. Heel voorzichtig gaat ze stapje voor stapje richting het gat. En weer staat ze vol in een nieuwe Zonnestraal. Weer is ze verblind door het Licht en verwarmt de Zon haar Hart. Weer stopt de wereld en verdwijnt alles om haar heen. Weer komen er tranen. In de bescherming van de traan opent ze voorzichtig haar oogjes en loopt verder in de straal naar buiten, op zoek naar de Bron van het Licht.

Buiten staat het jongetje met z’n spiegel in zijn hand een beetje verbaasd te kijken naar wat hij toch doet. De Zon verwarmt zijn bolletje en rug. Hij beweegt de spiegel en kijkt naar het schattige huisje met de mooie luikjes, er hangen vlaggetjes aan het dak, en er zingen vogeltjes op de schoorsteen. Ineens verschijnt er een been uit de opening. Er zit een heel klein meisje aan dat been vast… De jongen schrikt ervan! Terwijl hij het Licht in het huisje leidde, stond daar gewoon een meisje te staan… Hoe lang staat ze daar al? Ziet ze hem? Weet ze dat hij er ook is? Van schrik valt de spiegel uit zijn hand, er komt een grote barst in. Het meisje kijkt in de richting van het geluid en vangt met haar blik de blik van de jongen. Ze verdwijnen allebei in die blik. Geen woorden, geen gedachten, geen gevoel. Alleen maar de diepte van die blik. Twee blikken waaruit blijkt dat ze op plekken zijn geweest waar ze verdriet hebben ontmoet en er vrede mee hebben gesloten. Twee blikken die op plekken zijn geweest waar genot en geluk aanwezig waren en ze dat doorleefd hebben en gezien hebben dat ook die tijdelijk zijn. Twee blikken die in de oneindigheid van eenzaamheid hebben gekeken en daarachter de belofte van tweezamen hebben gesloten. Twee blikken die elkaar kunnen vragen: “wil je iets dichter bij me vandaan gaan?”

Het Hart van het meisje lacht betekenisvol. Ziet het pad van het Universum. Het Hart van het meisje kijkt in de Zon en beiden voelen dankbaarheid.

De jongen schrikt van de intensiteit, raapt de gebroken spiegel op, draait om en rent weg.

“Nee”, denkt het meisje. “Niet weggaan!” Maar aan de andere kant, ze zag dat hij geschrokken was, waar zou hij van schrikken? Heeft hij niet gevoeld wat zij net heeft gevoeld? Ze wil hem achterna gaan, maar tegelijkertijd wil ze hem alleen laten en niet lastig vallen. Ineens vallen er allemaal gedachten in haar hoofd over elkaar heen. “hij is van de Zon, ik ben zo klein en miezerig ten opzichte van de Zon. De Zon zal me verbranden. Ze kan misschien wel niet met mij willen zijn… en ik heb zo veel verdriet gehad van de vorige Zon, ik kan dat niet nog een keer beleven, dat risico is te groot. Ik was gelukkig in mijn eentje. Ik ben niet geschikt voor de Liefde. Wat als de Zon mij niet mooi vindt? Wat als de Zon me stom vindt? Wat als de Zon ook pijn heeft van een ander en bang is en denkt dat ik te veel op die ander lijk? Wat als de Zon ook het risico niet meer wil lopen? Oh, dat zou zo erg zijn… Dat we elkaar nooit meer zullen zien, omdat we allebei te bang zijn…”

Het Hart van het meisje luistert in stilte naar dit gesprek binnenin. Wordt er verdrietig van. Herkent het zo, is ook bang om weer opengereten te worden, om weer gaten te krijgen, om weer ergens op gespijkerd te worden. Maar aan de andere kant is het Hart blind en voelt het ook het gevoel van thuiskomen, warmte, koestering, veiligheid, samen. Herinnert het zich het gevoel van jouw wang in mijn hand. Jouw hart in mijn Ziel. Mijn Wezen in jouw Spiegel. Herinnert het het gevoel van vrijen met alles wat je hebt en dat dan loslaten. Het gevoel van in elkaar komen en dat er dan een golf door je heen siddert die alles losweekt wat vastzit, zodat je met niets en daarin alles in de ander opgaat, waar het ‘een’ en het ‘ander’ samen komt, waar ‘ik’ en ‘jij’ ophouden met te bestaan en ‘ons’ wordt, waar je huilt van Vreugde omdat je in de ander je eigen Ziel ontmoet. Het Hart herinnert zich de afspraak voordat het meisje in deze wereld kwam en weer fluistert het Hart het meisje deze afspraak in. Zegt het: “Lief, ga deze jongen achterna. Hij is het waarlangs jij de Liefde gaat beleven. Via hem ervaar je Haar in jouw eigen Zijn, in zijn Zijn en in jullie SamenZijn. Vecht ervoor, geef niet op, trek je niet te snel terug, geef niet op. Geef niet op. Liefde is niet een Illusie. Liefde is het Enige Wat Is. Via de weg van de Liefde zul je thuis komen bij je eigen Zelf.”

‘Maar, maar…’, stamelt het meisje…. ‘maar… ik weet helemaal niet wie hij is. waar hij vandaan komt. waar hij van droomt ‘s nachts. waar hij van wakker wordt. ik weet niet wanneer hij voor het laatst gebloosd heeft, van wie hij zijn eerste kusje kreeg. ik weet niet wat hij vroeger wilde worden, en wat nu? ik weet niet of hij pijn kent in het leven en of hij ooit iemand pijn heeft gedaan. ik weet niet of hij met zijn Hart praat, of met zijn Ziel. ik weet niet wie zijn familie is, of hij zijn bloed in het leven al op andere plekken heeft ontmoet. ik weet niet of hij thuis is in zijn eigen Kern. ik weet niet of hij de Stilte kent. ik weet niet. ik weet niet. ik ben bang. Hart, ik ben bang. ik ben bang voor de pijn. wat als ik hem achterna loop en hij wil niet. dan voel ik me zo klein en kwetsbaar. wat als alles wat ik voel niet echt blijkt te zijn. wat als ik moet terugkomen op mijn gevoel. wat als jij, Hart, mij gefopt hebt. dat kan ik niet aan. niet nog een keer. wat als ik nu dingen fout doe en hem daardoor wegjaag? wat als ik dingen doe die hij stom vindt en dat hij mij dan stom vindt. wat als hij niet klaar is voor mij? Wat dan? Wat dan!?’

Het Hart geeft het meisje een duwtje. Ze kijkt naar links en naar rechts. Waar is de jongen naar toe gerend? Waar is hij? Ze rent hem toch achterna. Hij is al ver vooruit. Soms ziet ze hem omkijken. Wacht hij heel even. Dan voelt ze weer even de verbinding. Maar dan is hij weer weg. Dan draait hij weer om. Lijkt het alsof hij weer wacht, een stapje naar haar toe zet. Maar dan draait hij weer om. Soms lijkt er een teken aan een takje te hangen. Is het toeval, of is het betekenisvol?

Door bossen, langs paadjes, langs riviertjes.

Ineens staat hij daar. Hij ziet niet dat ze dicht bij hem staat. Het meisje bekijkt het jongetje. Is ontroerd door hem. “Wat een mooi jongetje. Wat een mooi mens. Wat een mooi Wezen. Wat een diepte in zijn ogen. Hij is zo lief, zo mooi. Zo volmaakt. Hij is hard en zacht. Groot en klein. Hij is sterk en meegaand. Hij is vol van zich en kent ook leegte. Hij kan troosten en getroost worden. Hij durft naakt te staan maar geniet ook van bescherming. Hij is dapper en kwetsbaar. Hij durft te praten en durft stil te zijn.” Het jongetje is diep in gedachten verzonken. Heeft nog steeds de spiegel vast. Het meisje ziet hem wat stapjes zetten en nu valt pas op dat hij een beetje mank loopt. Hij heeft pijn! Hij is gewond! Hij is beschadigd… Ze wil naar hem toe om hem vast te houden en te ondersteunen en te beschermen en te verzorgen. Om hem te laten voelen dat hij niet alleen is in het tillen van pijn. Maar hij is zo in gedachten verzonken. Hij ziet er verdrietig uit, sip. Hij pakt de spiegel op en kijkt erin. Kijkt naar zichzelf. Ziet zichzelf. Zijn mooie hoofd zit net in de barst van de spiegel. Het ziet er raar uit. “Zie je niet hoe mooi je bent, jongetje? Zie je niet je eigen volmaaktheid? Kijk niet in de barst in de spiegel, maar zie jezelf in de spiegel van mijn ogen…”

Ineens kijkt de jongen op en staart diep in de ogen van het meisje. Weer worden ze gevangen in die blik waar van alles doorheen stroomt wat ze met hun kleine lijfjes en kleine hoofdjes niet kunnen bevatten. Hun Harten praten samen. Hun Zielen zwijgen samen. Ze staan daar en ervaren diepgaand Zijn. Voelen zich heel erg verbonden, heel dichtbij. Het meisje verbaast zich over de openheid van de jongen, omdat hij zelf niet in de gaten heeft hoe open hij staat. Dat hij honger heeft naar diep, meer, ziel, zijn, samen. Ze ziet de behoefte aan geraakt worden in een diepe laag, in een diep deel wat woest is en onbegaanbaar. Ze ziet dat daar zo’n groot stuk van zijn beleving van zichzelf zit, dat voor hem nu nog niet voelbaar is. Zij ziet het wel. Kan het bijna aanraken in de Lucht. Het raakt haar aan. Het stroomt in nevelige golven van de jongen af en omhult haar nu met warmte en Liefde. De jongen schudt zijn hoofd alsof hij wakker wil worden. Doorbreekt de magie. Draait om en is ineens weer weg.

Het begint zachtjes te Regenen.

Het meisje blijft verdoofd achter. Weer is daar de gedachtestroom van angst, paniek, onzekerheid, Tijd. Ze wil zo graag voelen en beleven. Niet alleen de belofte ervaren, de potentie voelen. Nee, ze wil aangaan. Doen. Ervaren. Zijn. Samen bouwen. Samen kijken. Nu heeft ze een niet te bedwingen behoefte om te weten of hij hetzelfde voelt. Dezelfde waarde eraan hecht. Hetzelfde beleeft.

Ze wil niet achter hem aan lopen. Ze ziet dat hij alleen wil zijn, dat hij tijd nodig heeft, dat hij verdrietig is. Ze ziet zijn worsteling. Ze wil hem laten, maar er gebeurt het tegenovergestelde. Ze wil eerst weten of hij ziet wat zij voelt. Of hij weet wat er tussen hun op allerlei andere lagen gebeurt? Of hij wil onderzoeken en aangaan om te kijken of ze samen in hun Zijn een plek kunnen maken waar de Liefde beleefd kan worden?

Ze wil loslaten om hem ruimte te geven, maar ze klampt zich juist vast. Haar pijnen uit het verleden zorgen voor bungelpijn. Ze wil zich eigenlijk terugtrekken, terug in haar kleine huisje om daar de rest van het Leven uit te leven, alleen. Maar, er is geen weg terug. Het is er al. Maar het doet ook pijn. Het doet ook pijn.

Het Regent nog steeds.

Ineens staan ze weer tegenover elkaar. Voor de eerste keer praten ze samen. Hij heeft dezelfde belletjes in zijn lach als zij. Samen praten is zo fijn. Zo fijn. Haar hart maakt een huppeltje en als ze lacht dan fluisteren de lichtjes in haar ogen lieve liedjes. Ze denkt dat hij het ook heel erg fijn vindt. Ze denkt te zien dat hij ook heeft gevoeld. Maar dan ineens zegt hij toch dingen die haar daaraan doen twijfelen. Ze wil het weten van hem. Staat op het punt om te vertellen hoe diep haar Liefde gaat en hem te vragen of hij dat ook voelt en samen na te denken over hoe ze dit kunnen gaan beleven met elkaar.

Op het moment dat het meisje haar mondje open doet om de wirwar van Hoofd en Hart naar buiten te brengen komt er een colonne van dieren uit het bos die hard rennen en precies tussen de jongen en het meisje gaan en hen uit elkaar drijven. Ze vallen beiden naar achteren om niet vertrapt te worden. Ze kijken elkaar nog even aan, zoeken elkaars blik in de chaos van staarten, hoeven, hoorns, gebrul, gezoem, gehinnik. Maar nee. Er is te veel stof, te veel ruis.

Het meisje is boos. Voor de eerste keer in haar leven is ze oprecht boos om iets. Ze voelt de energie van die woede. Afgesneden energie die ergens anders voor bedoeld is, maar daar niet kan komen en dan als woede naar buiten komt. Ze roept het uit over de kudde heen in de hoop dat hij het hoort. “Jongetje… Jongetje. Laat me niet alleen staan hier. Ik wilde je juist vertellen hoeveel ik om je geef. Ik wilde juist me open zetten en kwetsbaar zijn en je laten zien wat ik voel voor jou. Jongetje. Ik wilde juist proberen om samen te komen en niet weg te rennen uit angst en paniek. Ik was er net klaar voor om het woord van mijn lippen te laten gaan. En toen kwam dit… Nee! NEE! nee…”

“Waarom? Waarom? Hart, wat doe je? Ik was er juist klaar voor… Wat doe je? Ziel!? Ziel, waar ben je? Help me… Help me… Wat betekent het? Betekent het iets?”

Het Regent.

Het meisje is diep bedroefd. Diep bedroefd. Is ontzettend bang dat ze iets onherstelbaars beschadigd heeft. Dat het jongetje nu nog verder van haar af gaat lopen. Dat ze hem bang heeft gemaakt en dat hij nu weg gaat en nooit meer terug komt. Dan is het verloren. dan is het verloren…

Ze loopt naar een boom waar mos onder ligt en kruipt daar in een klein bolletje onder. Voelt dat de nacht valt. Ze moet slapen, aansterken. Morgen is er weer een nieuwe dag. Maar het zal lang duren voor de slaap komt.

Als ze ‘s ochtends wakker wordt, ligt er een steen met een briefje omheen gevouwen. Het is een berichtje van het jongetje. Hij laat zien dat hij wel flarden van haar geschreeuw over de colonne heeft gehoord en hij is heel lief voor haar. Ze kan het eigenlijk nauwelijks geloven. Ze durft er niet op te vertrouwen. Is het niet nep? Is het niet een manier om van haar af te komen?

Ze zoekt een beekje om zich te wassen. Terwijl ze in het koude water glijdt, overvalt een diep gevoel van wanhoop haar. De dagen ervoor zijn te zwaar geweest, er is teveel gebeurd, ze is er te moe van geworden zonder dat ze het zelf weet. Het gevoel van wanhoop gijzelt haar en neemt haar in een ijzeren greep. Perst alle adem uit haar kleine lijfje en doet haar ineen krimpen van gevoelspijn. Ze voelt dat haar kleine lichaam en haar kleine Zijn te fragiel zijn om zo’n zwaar gevoel te kunnen dragen… ze glijdt onder water in het beekje en laat zich meevoeren door de zachte stroming. Ze ligt op haar rug en kijkt omhoog naar de toppen van de bomen. Neemt met diepe droefheid afscheid van het Licht en maakt een plan om naar huis te gaan en daar te wachten op… op… op?

Dan voelt ze een diepe stem van binnen. Het is haar Ziel die spreekt in een gesprek zonder woorden. De Ziel leert haar: ‘Jij bent niet dit gevoel. Je ontmoet nu een nieuwe dimensie van Leven namelijk jouw hernieuwde Zijn in de Liefde. Jij bent helemaal prachtig en oke in wie je bent. Je kunt niet iets fout doen, want fouten bestaan niet in de wereld van gevoelens. Jij mag ontvangen waar jij behoefte aan hebt. Dus vraag daarom. Maar, weet dat de Liefde altijd twee nodig heeft. Ze stroomt door de illusie van ‘ik’ en van ‘ander’. De ‘ander’ heeft ook een stem. Ga met elkaar in gesprek en ga met elkaar in ervaring. Laat de gehechtheid los aan een uitkomst, mijn lief. Laat de gehechtheid aan de Liefde los. Er is alleen maar wat is en de beleving en ervaring daarvan. Je kunt de is-heid van de dingen niet ontkennen, want ontkennen is juist bestaansrecht geven. De Liefde in je Hart en het Zijn van je Ziel kunnen niet niet-bestaan. Je kunt ze alleen even tijdelijk vergeten. Blijf dan vertrouwen. Hoe zwaar dat ook is. Steeds vaker zal de Liefde je Hart niet meer breken, maar er juist voor zorgen dat je angsten afvloeien. Ga voorbij je hel en zie wat daar te vinden is.”

Het meisje is verdrietig. Wil genieten van de Zon en de Liefde en wil niet dat het allemaal zo pijnlijk is. Hoort de woorden van haar Ziel, maar weet niet hoe ze in haar eentje daar invulling aan kan geven. Wil alleen maar bij het jongetje zijn, wil alleen maar voelen dat ze samen zijn, ook in niet samen zijn. Maar moet daarvoor eerst ontdekken of het gevoel er daadwerkelijk is, ontkend of niet ontkend, of dat ze voor de gek is gehouden door haar Hart. Als ze het aan haar Hart vraagt, blijft deze stil.

Het stopt met Regenen.

Ze gaat op weg naar huis. Begint met de eerste stap, daarna nog een stap. Haalt diep adem, doet haar ogen dicht. Langzaam sijpelt het Licht van haar Ziel door in haar Hart. Voelt ze langzaam de verbinding met de Zon. Een liefdevolle glimlach verschijnt als ze aan het jongetje denkt. Ze word bewust van dat ze de Liefde buiten haar zelf zocht via het jongetje. Nu ziet ze dat het jongetje niet buiten haar bestaat en dat hij haar in verbinding heeft gebracht met de Liefde in haar Zelf.

Ze komt weer thuis, thuis in haar Leven, thuis in haar Lijf, thuis in haar Hart, thuis in haar Huis. Ze laat alles los waar ze aan hecht en in die hernieuwde leegte breekt de Zon door in haar Ziel. De Zon fluistert: “Toen je je gehechtheid aan de Liefde daadwerkelijk geheel kon loslaten, ontstond er leegte in je Zijn. Die leegte werd voor mij de ruimte om in jou te ontwaken.”

Op een nacht, als ze naar de sterren kijkt, een heerlijke dag overdenkt, vouwt ze haar handjes samen, brengt deze naar haar voorhoofd en stuurt een woordeloos gebed naar het hart van het jongetje via de bloemen, de paardjes, de wolken, de golven in het water, het zachte schijnsel van de Maan.

“Waar ben je toch? Waar ben je toch? Hoewel ik Vrede heb, Vreugde voel, voel ik ook dat ik dat wil delen met jou. Ik voel de Zon van binnen. Zie jij dat jij altijd in mijn Hart zult zijn? Zie jij dat jij altijd bij mij zult zijn omdat jij de Straal maakte met mij? Zie jij dat ik jouw Ziel zie? Zie jij dat ik jouw Licht zie?

Ik zie jou… Wil je mij zien?”

Deze woorden reizen naar het Hart van het jongetje. Als ze bij hem zijn aangekomen, hij ze gevoeld heeft, staat hij op en loopt het pad naar het huis van het meisje.

Daar komen ze samen.

Submit a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>